Kerkuil
De kerkuil is een prachtige verschijning met zijn hartvormige witte gelaat en zijn bijna goudkleurige veren. Ze zijn vooral ’s nachts actief en verblijven in schuren, holle bomen en andere plekken waar ze goed kunnen schuilen.
Direct naar de informatie die je zoekt:
- het uiterlijk van de kerkuil
- wat eet de kerkuilen hoe komt hij aan zijn eten
- broedseizoen
- typisch voor een kerkuil
- help de kerkuil
- wet- en regelgeving
- waar komt de kerkuil voor?
Uiterlijk van de kerkuil
Het opvallendste is natuurlijk zijn gelaat met dat witte hart waar zijn donkere ogen goed te zien zijn. De rugzijde is goudbruin tot grijs gekleurd en gespikkeld. Een volwassen kerkuil kan tot 35 cm lang worden en heeft een spanwijdte van 80-90 cm. Hij weegt tussen de 4 en 5,5 kilo. Zijn staart is hoekig en zijn poten zijn bedekt met veren. Het vrouwtje is iets groter en zwaarder dan het mannetje. De mannen zijn minder gevlekt en bleker van kleur.
Wat eet de kerkuil en hoe komt hij aan zijn voer?
De kerkuil eet voornamelijk muizen (veldmuizen, spitsmuizen en woelmuizen) die hij op gehoor vangt. Hij eet 6-10 muizen per nacht. Soms eet hij een vogel. Jagen doet hij in de avond en nacht. Daarbij maakt hij vooral ondiepe vleugelslagen en vliegt hij rustig laag boven het land.
Kerkuilen slikken hun prooi in zijn geheel door. De onverteerbare delen (haren, veren, schedel, botjes) worden in de maag samengeperst en braakt de uil weer uit (een braakbal). De kerkuil braakt 1 à 2 braakballen per dag uit die tussen de 3 en 8 cm groot zijn.
Broedseizoen
De start van de broedperiode, hoeveel legsels er komen én of er zelfs wel een legsel komt, hangt af van hoe goed het gaat met de muizenstand. Als er veel muizen te vinden zijn dan legt het vrouwtje drie keer per jaar eieren. Een legsel bestaat uit 4 tot 10 eieren. Na zo’n 30 dagen komen de eieren uit. Het vrouwtje blijft op het nest zitten waken en het mannetje zorgt voor het eten. Kerkuilen wisselen niet van partner.
Broeden doen ze op een nest in een stal, kerktoren of verlaten gebouw waar ze snel in en uit kunnen vliegen en in de buurt van bossen en weilanden. Jongen van de kerkuil gaan, als ze wat groter zijn, op de takken van de boom rondom hun nest lopen. Het worden dan takkelingen genoemd. Het gebeurt regelmatig dat zo’n takkeling naar beneden valt. De ouders zorgen dan nog voor de kleine. Soms lukt het het uiltje om weer omhoog te klimmen, soms heeft het daar wat hulp bij nodig. Vooral als het dier gevaar loopt (veel honden of katten die er rondlopen) dan is het te overwegen om de uil weer hoog in de boom terug te zetten.
Typisch een kerkuil
Kerkuilen kunnen hard en spookachtig krijsen en blazen. Ze verdedigen zich met hun scherpe klauwen.
Spanwijdte: 85-98 cm.
Gewicht: vrouw 310-370 gram. Man 290-340 gram.
Lengte: 35 cm.
Nestgedrag: nestblijver (daarna nog wat weken een nestvlieder – takkeling).
Winter: standvogel
Help de kerkuil
In de jaren 60 waren er steeds minder kerkuilen. Dankzij het werk van de Stichting Kerkuilenwerkgroep Nederland is het aantal weer toegenomen. Sinds 2017 staat de soort niet meer op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels.
Wie buiten woont in een omgeving met weilanden en bossen, zou een nestkast kunnen plaatsen. Ook het aantrekken van muizen is dan aan te raden. De Stichting Kerkuilenwerkgroep Nederland kan hierbij adviseren en geeft ook op hun eigen website-informatie.
Wet en regelgeving
De kerkuil is een beschermde inheemse diersoort.
Waar komt de kerkuil voor?
De kerkuil komt in heel Nederland voor.[/et_pb_text]