Steeds minder vogels in steden en dorpen
Van de vogels die in steden en dorpen voorkomen verdwijnen er steeds meer soorten. Vooral de soorten die voorkomen in parken en bossen dreigen te verdwijnen. In een periode van 7 jaar zijn er 6% minder diersoorten waargenomen. Dit blijkt uit cijfers van het CBS in samenwerking met Sovon Vogelonderzoek (zie hier het rapport van het CBS over het verdwijnen van vogelsoorten).
In de leefomgevingen binnen steden zien we vooral in bossen en parken het aantal dieren teruglopen (-20 procent). Maar ook de typische vogels die voorkomen in struiken (-30 procent), open groen (-10 procent) en stadsvogels (-10 procent) nemen in aantal soorten af.
Oorzaak dat er minder vogelsoorten zijn
De belangrijkste oorzaak dat er minder vogelsoorten zijn, is het volbouwen van steden. Er komen steeds meer huizen, groen verdwijnt en daarmee ook de natuurlijke leefomgeving van de vogels.
Toename ander vogelsoorten
Daar waar de huismus, spreeuw, zwarte roodstaart en gierzwaluw dreigen te verdwijnen uit de steden en dorpen, komen ook weer andere vogelsoorten terug. Het aantal water- en moerasvogels is sterk toegenomen in de steden met gemiddeld 30 procent. Deze vogels zoals de krakeend en grauwe gans verlaten het drukke buitengebied en trekken de steden in.
Ook de kleine mantelmeeuw, de zilvermeeuw en de scholekster hebben de steden ontdekt. Ze broeden steeds vaker op daken in steden en dorpen.