Laat de egels met rust

Laat de egels met rust

Laat de egels met rust

Een egel die regelmatig de tuin komt bezoeken is voor de meeste mensen iets bijzonders. Ondanks die stekels, hun nukkige karakter, ze alleen in de avond/nacht te zien zijn en dat ze best kunnen stinken: we vinden egels massaal leuk.

Daarom doen ook veel mensen voor de egels, ook omdat het niet goed gaat met ze. De afgelopen 10-20 jaar is de helft van de egels verdwenen. Droogte, minder insecten, meer bestrijdingsmiddelen, minder groen in tuinen: we raken steeds meer van die stekelige vrienden kwijt.

Er wordt dan ook massaal kattenvoer en bakjes water buiten gezet, egelhuisjes aangeschaft, tuinen worden minder aangeharkt. Fijne ontwikkelingen om de egels te behouden.

zieke egel

Een zieke egel. Je ziet dit aan zijn houding, het feit dat deze foto overdag is gemaakt en zijn magere voorkomen.

Een egel is geen huisdier

Wat we echter ook zien, is dat steeds meer mensen de egels als een soort huisdier gaan beschouwen. Ze pakken de egels op, nemen ze mee naar binnen en gaan soms zelf doktoren met ze. Een slechte ontwikkeling. Egels zijn wilde dieren en dat horen ze ook te blijven! Ze moeten schuw zijn, bang voor mensen, bang voor de hond en kat van het gezin. Het zijn geen speelkameraadjes voor de kinderen of de andere huisdieren.

Wat wel en wat vooral niet te doen met egels

Daarom hieronder wat tips die het hopelijk duidelijker maken wat wel en wat vooral niet te doen met egels in de tuin:

  • Een gezonde egel zie je in principe niet overdag. Tenzij het zomer is, dan kan het een moeder zijn met een nestje. Ze gaat dan ook overdag op zoek naar eten. Hou daarom de egel (op afstand!) in de gaten. Gaat de egel liggen op een open plek, valt ze om, loopt ze niet stabiel? Dan is het een zieke egel die wél hulp nodig heeft.
  • Een zieke egel: is erg mager (tussen kop en rug is dan een holling zichtbaar), valt om, loopt overdag onstabiel rond, gaat liggen op een zichtbare plek. Zie je een zieke egel? Bel dan de egelopvang/wildopvang in de eigen regio en/of een dierenambulance. Of pak de egel voorzichtig zelf op en breng deze naar een egelopvang. Beter: bel eerst voor advies en pak niet zo maar de egel op!
  • Een egel heeft teken. Een gezonde egel heeft daar totaal geen last van. De teken vallen, als ze zich vol hebben gezogen, weer van de egel af. Zie je een egel met teken (dan ben je eigenlijk al te dicht bij), laat hem dan lekker lopen. Tenzij hij vol zit (meer dan 10-15 dikke zichtbare teken op kop en romp). Alleen een zieke/zwakke egel is een makkelijke prooi voor teken. De egel kan dan steeds verder verzwakken door de teken.
  • Verwijder NOOIT zelf de teken. Het verwijderen van teken is een specialistische taak en moet gedaan worden door een professionele egelopvang of dierenarts. Dit omdat het 1) pijn doet en 2) kan leiden tot stress en 3) kan leiden tot infecties als het verkeerd wordt gedaan.
  • Een egel heeft meestal longwormen. Die veroorzaken soms een nare ‘rokershoest’. Vaak kan de egel daar prima mee leven, maar soms kan hij er goed ziek van worden. Hoor je veel gekuch uit de bosjes en maak je je bezorgd? Probeer een opname te maken en stuur deze naar je egelopvang/wildopvang. Als zij zich ook zorgen maken dan is het dier beter af voor behandeling bij deze opvang. Ga niet zelf allerlei medicatie geven (door het eten bijvoorbeeld). Er staan tips op internet over ontwormingsmiddelen: doe het niet. Er is namelijk een kans dat het dier juist zieker ervan wordt als er teveel of het verkeerde middel wordt gegeven.
  • Naast teken en longwormen heeft een egel ook vaak vlooien. Hiervoor geldt ook: een gezond dier kan er prima mee leven, een ziek dier vaak niet. Zie je extreem veel vlooien op de plek waar de egel zit/slaapt? Overleg dan met de opvang. Geef geen antivlooienmiddel van de kat: de kans is groot dat teveel van dit giftige middel juist voor grotere problemen zorgt dan de vlooien.
  • Geef alleen kattenvoer (droog is altijd goed, nat als er geen vliegen op kunnen gaan zitten) en water. NOOIT melk, de lactose in melk veroorzaakt diarree en van diarree gaan de meeste egels dood. Geef vooral niets extra’s om het dier ’te verwennen’. We zien appelmoes en ander fruit (vers of uit potjes), Olvarit babyhapjes, pindakaas, meelwormen, etc. voorbij komen. Een egel is een opportunist, hij eet alles wat voor zijn neus staat waar hij niet zelf op hoeft te jagen. Dit voer is echter niet goed voor hem. Een keertje een meelworm is prima, maar van dagelijks meelwormen kan er foute botgroei/botafbraak ontstaan en heb je dus een egel die ziek is.
  • Haal een egel nooit naar binnen. Het is een wild dier, gewend aan buiten zijn. Het is geen huisdier. Voor het diertje is het niet goed en daarbij is het ook bij wet verboden.
  • Een egelhuis is fijn, daarin kan de egel de winter doorbrengen. Maar een stapel met bladeren, wat opgestapeld (en veilig neergelegd) hout of stenen waarin hij beschut is tegen wind en regen is de egel net zo blij.
  • Maak je je, om welke reden dan ook, bezorgd om een egel in je tuin of ergens anders? Overleg altijd eerst met een egelopvang voordat je iets doet. Een egel oppakken is vaak al erg stressvol voor het dier en heel vaak niet nodig.

Een zeer klein egeltje. Zie je deze overdag alleen rondlopen? Dan heeft hij hulp nodig. Pak NOOIT een egeltje op deze manier zelf op. Vraag advies aan een egelopvang.

Meer lezen over egels:

Wat te doen als je een zieke of gewonde egel ziet?

Egel

Help de dieren bij droogte en hitte

Ziektes bij vogels herkennen en wat te doen

Ziektes bij vogels herkennen en wat te doen

Typische ziektes bij vogels herkennen

Je ziet een vogel in je tuin die raar zit, raar doet, niet wegvliegt als je de buurt komt. Wat doe je dan?

Eigenlijk is het antwoord heel duidelijk: als je een vogel ziet die (vermoedelijk) ziek of gewond is: bel de dierenambulance of de dichtstbijzijnde wildopvang/vogelopvang. Ga nooit zelf dokteren, maar laat het dier ook niet aan zijn lot over. Veel ziektes of verwondingen zijn te verhelpen. ‘De natuur zijn gang laten gaan’ is ook niet fair: het dier is hoogstwaarschijnlijk in de problemen gekomen door problemen die wij als mens hebben veroorzaakt. Dus: bel de dierenambulance of opvang (voor advies).

Raak het dier ook niet aan, pak het niet op of neem het niet mee naar huis. Het dier kan mogelijk een besmettelijke ziekte hebben (bijvoorbeeld vogelgriep). Door het verplaatsen kunnen andere dieren ziek worden, ook de eigen huisdieren.

Hoe herken je een zieke vogel?

Een vogel die zich niet lekker voelt, gaat vaak bol zitten waarbij de veren hoog uitgezet worden. Ze houden de kop vaak laag en zitten dicht tegen de vloer. Het kan ook zijn dat het dier er al ‘dood’ bij ligt, maar nog wel leeft. Vaak is dat het geval bij botulisme. De vogel beweegt amper, vliegt niet weg als je in de buurt komt en eet niet/nauwelijks. Vaak ligt er ook dunne, waterachtige, groenige ontlasting bij.

Meest voorkomende ziektes bij vogels

Het onderstaande overzicht is bij lange na niet compleet, maar geeft de meest voorkomende ziektes weer die vogels in de natuur kunnen hebben die je kunt herkennen. Daarbij wel de kanttekening: de tekst is gebaseerd op ervaring in het werken in een wildopvang en informatie van internet. Het is niet opgesteld door een dierenarts. Er staan ook geen foto’s bij van de zieke dieren, dit omdat die er best naar uit kunnen zien. De foto van dit bericht komt uit Wildopvang Zuid-Holland. Het is een buizerd die met botulisme was binnengekomen. Het dier is hersteld en weer gezond vrijgelaten.

 

Ziekte Wat is het
Botulisme Botulisme wordt veroorzaakt door een gifstof in een bacterie (in stilstaand water) die met warmere temperatuur actief wordt. Watervogels raken verlamd en kunnen verdrinken en komen dan te overlijden. Dieren die overleden watervogels opeten (of de maden die zich in/op het karkas bevinden) kunnen daar ook weer ziek van worden. Dit geldt voor roofvogels, maar ook vossen en marterachtigen. We zien botulisme vaak bij eenden, zwanen, ganzen en roofvogels.

Hoe te herkennen en wat te doen?

Dieren liggen stil en lijken al te zijn overleden. De kop wordt als laatste aangetast waardoor deze vaak nog wel iets beweegt. Botulisme is, als de ziekte nog niet te erg zijn vernietigende werk heeft gedaan, te behandelen in een wildopvang/vogelopvang. Daar wordt de gifstof uit het lichaam gespoeld.

Het Geel Het Geel wordt veroorzaakt door een parasiet die in de keelholtes van vogels voor zwellingen zorgt en via de bloedbaan de interne organen aantast. Een dier overlijdt vaak door voedsel- of zuurstoftekort of uitval van de organen. De dieren worden besmet door het drinken van besmet water, door het gevoed worden door de vogelouders en door het eten van nat voer. Het Geel komt vaak voor bij zangvogels, kraaiachtigen en duiven.

Hoe te herkennen en wat te doen?

Een dier met het Geel heeft in zijn bek gele, slijmachtige abcessen die er kazig uitzien. Een vogel met het Geel moet zo snel mogelijk naar een opvang waar deze behandeld zal worden met medicijnen.

Het is belangrijk om water in de tuin of op balkon dagelijks schoon te maken. De parasiet die Het Geel veroorzaakt, kan door een zieke vogel in het water belanden waar het andere dieren ziek maakt. Zorg er ook voor dat er voer voor de vogels niet nat kan worden.

Pokken Vogelpokken zijn gezwellen en verdikkingen die vaak voorkomen op poten, snavel, kop en op de huid voorkomen van vogels. Pokken worden vaak gezien bij duiven, mezen en kraaiachtigen. De ziekte wordt overgedragen door stekende insecten (zoals muggen) en bloedmijten, maar ook via beschadigde huid of slijmvliezen (bijvoorbeeld bij vechtende duiven), of indirect door gedeelde drink- en eetbakjes.

Hoe te herkennen en wat te doen?

Een dier heeft een of meerdere pukkels, puisten, gezwellen. In principe kan een dier genezen van pokken. Pokken op ogen kan een dier blind maken en pokken op een snavel kunnen zo erg worden dat de snavel misvormd raakt en een dier niet meer kan eten. Ook kunnen poten ernstig misvormd raken waardoor een vogel niet meer kan staan. Een vogel met pokken moet altijd naar een opvang voor verzorging. Als de snavel en ogen niet (erg) zijn aangetast, dan kan zo’n besmet dier weer herstellen.

Usutu Usutu is even het land uit geweest, maar sinds medio 2022 zijn de eerste gevallen weer gemeld. Het Usutu-virus wordt overgedragen door muggen. Vooral merels worden slachtoffer van deze ziekte. In de periode van 2017-2019 heeft Usutu veel slachtoffers gemaakt onder de merels waardoor er veel minder merels zijn in ons land.

Hoe te herkennen en wat te doen?

Dieren zijn te herkennen doordat ze bol zitten en een slecht verendek hebben. Ze laten zich makkelijk pakken. Usutu is niet besmettelijk. Een ziek dier moet zo snel mogelijk naar een opvang. Er is geen medicijn tegen Usutu.

Vogelgriep Vogelgriep is een zeer ernstige ziekte die door een virus wordt overgedragen. Het kwam in eerste instantie alleen voor bij watervogels, maar er zijn ook al roofvogels en marterachtigen besmet geraakt. Het is een zeer besmettelijke en dodelijke ziekte. Bij een uitbraak in een kolonie, kan de hele kolonie besmet raken en komen te overlijden.

Hoe te herkennen en wat te doen?

Een besmet dier is te herkennen aan een blauwe gloed over de ogen, raar draaien met het hoofd, omvallen. Vaak zijn deze verschijnselen pas aan het einde van het ziekteproces te zien. Een dier kan al ziek worden c.q. komen te overlijden binnen 3 uur na besmetting.

Belangrijk is om direct een dierenambulance te bellen bij het zien van een ziek dier. Dode dieren dienen gemeld te worden bij de gemeente of DWHC. Kom NOOIT aan een dier die mogelijk besmet is met vogelgriep en hou hond/kat uit de buurt.

 

Dode dieren melden

Het DWHC heeft een overzichtelijke pagina wanneer en waar dode dieren gemeld moeten worden.

Deze informatie komt van de website van de DWHC:

Wie ruimt dode in het wild levende dieren op?

Dat is afhankelijk waar het dode wilde dier ligt:

  • Tuin, balkon, eigen terrein → Sommige gemeenten hebben een aparte kadaverton op de gemeentewerf. Neem contact op met de gemeente.
  • Lokale weg of – water → Gemeente. In sommige gemeenten is het ophalen van wilde dode dieren geregeld via de dierenambulances. Neem contact op met de gemeente.
  • Provinciale weg → Provincie
  • Provinciaal water → Waterschap (klik hier om het waterschap te zoeken https://www.waterschappen.nl/mijn-waterschap/)
  • Rijkswater of (auto)snelweg → Bij gevaarlijke situatie (groot dier op snelweg): bel 112; Niet urgente situaties kunnen gemeld worden bij Rijkswaterstaat via 0800 8002. Zie ook https://www.rijkswaterstaat.nl/nieuws/archief/2022/04/pas-op-voor-wild-op-de-snelweg voor melden via Twitter of contactformulier.
  • Langs het spoor → ProRail (0800 77 67 245)
  • Natuurgebied → de beheerder van het gebied.
Hoe krijgen we weer konijnen terug in de duinen?

Hoe krijgen we weer konijnen terug in de duinen?

Hoe krijgen we weer konijnen terug in de duinen?

Als je een jaar of 10, 20 geleden in de duinen aan het wandelen was zag je overal konijnen wegschieten en stond je regelmatig op een bergje met konijnenkeutels. Wie nu in deze zelfde duinen wandelt, ziet nog maar zelden een konijn. Hoe komt dat en hoe erg is dat? Hoe krijgen we weer konijnen terug in de duinen?

Stukje geschiedenis over het wilde konijn

Het Europese konijn kwam oorspronkelijk alleen voor in Spanje. Spanje heeft zelfs zijn naam te danken aan het konijn: Hispania, wat ‘land van de klipdassen’ betekent (de Feniciërs vonden deze konijnen op hun klipdassen lijken). De Romeinen hebben het konijn door heel Europa verspreid als bron van voedsel en voor zijn vacht. Doordat de mensen in die tijd meer aan landbouw gingen doen én door het voorplantingsgedrag van konijnen, groeide het aantal konijnen explosief in Nederland. Ze komen vooral veel voor in zandstreken, bossen en duinen.

In 1954 heeft de ziekte myxomatose ervoor gezorgd dat op veel plekken de populatie afnam óf zelfs verdween. In de tientallen jaren daarna nam het aantal weer wat toe, totdat in 1994 veel dieren besmet raakten met het dodelijke RHD-konijnenvirus. Zowel myxomatose als RHD komen nog steeds voor en zorgen regelmatig voor veel slachtoffers. Doordat het zo slecht gaat met het konijn, is deze in 2020 op de Rode Lijst beland. Ondanks dat mocht er nog steeds gejaagd worden op konijnen. Gelukkig heeft de Minister voor Natuur en Stikstof dit jaar besloten dat er in het seizoen 2022/2023 niet gejaagd mag worden op konijnen!

Waarom het konijn belangrijk is

Konijnen spelen een belangrijke rol in het ecosysteem van de duinen. Door te graven ontstaan er plekken met los zand. Hierdoor ontstaan er open plekken en komt er kalkrijker zand naar de bovengrond. Verder houden ze door te grazen kruidenvegetaties kort. In veel Natura 2000 gebieden is het konijn daarom een zeer gewenste bewoner.

Hoe krijgen we weer konijnen terug in de duinen?

Duinbeheerders zijn druk bezig met het terugbrengen van (nieuwe) populaties konijnen in de duinen. Hiervoor hebben ze veel voorbereidend werk: het landschap moet open of halfopen zijn, er mogen in het gebied geen andere konijnen meer aanwezig zijn (in verband met stress), er moet voldoende beschutting zijn tegen slecht weer en roofdieren en er moet voldoende geschikt groenvoer te vinden zijn.

Er zijn duinbeheerders in gesprek met verschillende wildopvangcentra om de konijnen die daar opgevangen worden uit te zetten in duingebieden. Door deze dieren te vaccineren maken ze in elk geval de eerste periode een grote(re) kans om te overleven en zich voort te planten. Hopelijk zien we over enkele tientallen jaren weer overal konijnen wegschieten als we door de duinen lopen!

Voor wie het interessant vindt, het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) heeft een protocol ontwikkeld voor het herstel van konijnenpopulaties in duingebieden. 

Aalscholver

Aalscholver

Aalscholver

De aalscholver zie je vaak hoog op een lantaarnpaal zitten met gespreide vleugels. Op die manier drogen ze hun vleugels. Een gitzwarte vogel met een lange snavel die een uitstekende visvanger is.

Direct naar de informatie die je zoekt:

aalscholver gespreide vleugels

Uiterlijk van de aalscholver

De aalscholver is een grote vogel die tot wel 1 meter lang kan worden. Zijn spanwijdte kan oplopen tot bijna 1,5 meter. Zijn donkere verendek in combinatie met die lange snavel waar een haak aan zit, maakt dat het een indrukwekkende vogel is als je hem van dichtbij ziet.

Als je de veren van dichtbij bekijkt, zie je dat ze donkergroen zijn voorzien van een zwart randje. In het voorjaar krijgt de aalscholver witte veren op zijn wangen, dijen en in de nek. De keel kleurt dan geel. Die kleuren verdwijnen weer na het broedseizoen.

aalscholver in de zomer

Wat eet de aalscholver en hoe komt hij aan zijn voer?

De aalscholver eet zo’n 500 gram vis per dag.  Hij jaagt op alle soorten vis die hij maar kan vinden. Tijdens de broedperiode vangt een aalscholver zo’n kilo vis per dag om zichzelf en zijn jongen te voeden.

Het is een uitstekende duiker. Daar waar de meeste watervogels een goed drijfvermogen hebben, wordt de aalscholver echt drijfnat als hij het water in duikt. Hierdoor wordt hij zwaar en kan hij diep in het water komen en langere tijd achter zijn prooi aan zwemmen.

Eenmaal uit het water vliegt hij naar een veilige hogere plek waar hij zijn vleugels laat drogen aan de lucht en zon.

Broedseizoen

De aalscholver kent een lang broedseizoen: deze begint vaak al in december en gaat door tot in juni. Vaak broeden ze in kolonies in de buurt van visrijk water. Hoog in bomen maar soms ook op de grond. Bomen hebben vaak te lijden van grotere broedkolonies door alle uitwerpselen.

Het vrouwtje wordt aangetrokken door de witte veren op de dijen van het mannetje. Een vrouwtje legt 3 tot 4 eieren per keer (2e leg rond april/mei, vaak wat minder eieren). Het duurt zo’n 27-31 dagen voordat de eieren uitkomen en daarna nog zo’n 50 dagen voordat de jongen uitvliegen.

Beide ouders voeden de jongen. Ze braken hierbij de halfverteerde resten vis op.

aalscholvers op het nest

Typisch een aalscholver

De aalscholver wordt ook wel een scholver, scholverd, waterraaf, koolgans of schollevaar genoegd. Schollevaar is niet alleen een ander woord maar ook een anagram.

Spanwijdte: 1,5 meter
Gewicht: tussen de 2,5 en 3,5 kilo
Lengte: 1 meter
Nestgedrag: nestblijver
Winter: standvogel. Alleen bij hele koude winters vertrekt de aalscholver richting het zuiden tot aan Middellandse Zee.

Help de aalscholver

De aalscholver is een goede visser die niet geholpen hoeft te worden. Hij heeft vooral last van een slechte kwaliteit van het water waar vissen door overlijden. Soms laait een discussie op van vissers: de aalscholver is een gedegen concurrent qua visvangst.

Wet en regelgeving

De aalscholver is een beschermde inheemse diersoort.

Waar komt de aalscholver voor?

De aalscholver komt voor waar er vis te vinden is, zowel bij zout als zoetwater. We zien hem steeds vaker bij sloten in het binnenland.

Verspreiding aalscholvers over Nederland

Egel

Egel

Egel

Met zijn stekels, kraaloogjes en natte dopneusje is de egel een van de ‘knuffeligste’ dieren uit de Nederlandse natuur. Echt knuffelig is hij echter niet: het is een wild dier en geen huisdier. Verder prikken die stekels behoorlijk, kan hij hard bijten, grommen en stinkt hij ook nog eens.

Direct naar de informatie die je zoekt:

Het uiterlijk van de egel

Het kenmerkendste van de egel is natuurlijk zijn stekels. Daar heeft hij er zo’n 7.000-8.000 van. Deze stekels zijn zo’n 2 centimeter lang en vallen elk anderhalf jaar uit om vervangen te worden door nieuwe stekels. Op zijn kop en buik groeien stugge haren.

egel stekels en haren

Hoewel je ze meestal niet ziet, heeft de egel vrij lange poten van rond de 10 centimeter en een staart. Vaak scharrelt hij rond waarbij hij zijn poten krom houdt en zijn buik laag bij de grond. Als hij echter snel rent dan zie je zijn hoge poten vaak wel.

zieke egel

Een zieke egel. Je ziet dit aan zijn houding, het feit dat deze foto overdag is gemaakt en zijn magere voorkomen waarbij tussen de kop en rug een inham zit, daar hoort het mooi rond te zijn.

 

Bij gevaar rolt de egel zich op als een balletje. Dit kan hij doen door een spier die over zijn hele rug loopt (van nek tot staart). Bij gevaar trekt hij deze kringspier aan waardoor de rug zich geheel samentrekt en er een balletje stekels overblijft. Door dit mechanisme heeft de egel maar weinig vijanden: een das, grote roofvogel en een hond durven het soms aan het balletje stekels aan te vallen.

Een volwassen egel is zo’n 25-35 cm lang en tot 20 cm hoog. Een volwassen egel weegt in de zomer tussen de 600 en 1.000 gram. Voor de winterslaap eten ze zich goed vol en kan het gewicht oplopen tot 1,5 à 2 kilo.

Wat eet de egel en hoe komt hij aan zijn voer?

De egel is, als nachtdier, voornamelijk in de avond en nacht op zoek naar zijn eten. Het is een insecteneter, maar hij eet eigenlijk alles wat hij tegenkomt. Zo lust hij bijvoorbeeld ook best een vogel of muis (vaak dood gevonden). De hele avond en nacht is hij bezig met zoeken naar eten. Graven in de grond op zoek naar wormen, kevers en slakken, maar ook spinnen, kikkers, bessen en eieren staan op zijn menu.

Omdat de spijsvertering van de egel lijkt op die van een kat, is kattenvoer (nat en droog) goed voor egels. Melk is dodelijk, egels kunnen niet tegen de lactose in melk.

Broedseizoen

De egel is een solitair dier. Hij leeft alleen en uitsluitend tijdens de paartijd zoeken ze een soortgenoot op van het andere geslacht. Alleen de moeder blijft een tijd met haar jongen in een nest.

De paartijd begint in april/mei, afhankelijk van de weersomstandigheden en duurt enkele maanden. Een mannetje maakt urenlang het vrouwtje het hof waarbij het vrouwtje steeds wegdraait. Hierdoor lijkt het alsof ze steeds rondjes draaien. Tijdens dit hele proces maken ze behoorlijk wat herrie, menige tuineigenaar is hier wel door opgeschrikt midden in de nacht.

Het vrouwtje krijgt na zo’n 31 dagen haar jongen. Ze maakt hiervoor een nestje van bladeren, gras, en alles wat ze verder kan vinden. Gemiddeld krijgt ze 3-6 jongen die allemaal blind en doof geboren worden. De stekels zijn tijdens de geboorte gevuld met vocht waardoor ze zacht zijn.

egel baby

Het vrouwtje zoogt hier jongen in het nest. Overdag gaat ze soms zelf snel wat eten, dat is dan ook de periode dat we overdag een (gezonde) egel kunnen zien lopen. Als de kleintjes een week of 3 zijn dan gaan ze met moeder op pad op zoek naar eten. Ze lopen in een rijtje achter elkaar aan. Als ze 2 maanden oud zijn dan gooit ma haar jongen eruit, ze wegen dan zo’n 250 gram en moeten voor zichzelf zorgen.

Typisch voor een egel

Tijdens de winterslaap kunnen egels tot 40% van hun lichaamsgewicht verliezen. Hun lichaamstemperatuur daalt dan van 36 °C naar 1-5 °C, hun hartslag van 190 naar 20 slagen per minuut en de ademhaling naar eens in de 2 tot 3 minuten. Bovendien stopt hun spijsvertering tijdens deze periode. De winterslaap duurt over het algemeen van november/december tot en met februari/maart (afhankelijk hoe koud het is).

Tijdens de winterslaap worden er egels weggegooid omdat ze zo koud zijn en niet bewegen en amper ademhaling hebben. Let dus goed op en breng de egel bij twijfel naar een wildopvang of egelopvang bij je in de buurt.

Gewicht: rond de 800 gram (voor de winterslaap 1,2 kilo, na de winterslaap 600 gram).
Lengte: 25 centimeter.
Nestgedrag: nestblijver.
Winter: de egel houdt een winterslaap.

Help de egel

De egel in Nederland heeft het zwaar: zijn gebied wordt steeds kleiner, tuinen worden steeds meer betegeld, planten met insecten verdwijnen. Het wordt steeds warmer en droger waardoor zijn eten (insecten) te diep onder de grond zitten.

Het hele jaar door mag de egel bijgevoerd worden, bij voorkeur alleen met kattenvoer. Harde brokjes (kip- of vleessmaak, geen vissmaak) zijn het beste. Natvoer vinden ze ook heerlijk, maar in de zomer is de kans groot dat hier vliegen op gaan zitten. Naast voer is water zeer hard nodig. Een laag bakje waar de egel ook uit kan lopen als hij erin zit, en dagelijks verversen. GEEN melk (van de lactose worden ze erg ziek).

Hoewel egels gek zijn op meelwormen, en deze ook vaak in egelvoer zitten, zijn ze heel slecht voor hun botten. Liever dus niet of anders heel weinig geven. En zaken als fruit, rijst, restjes avondeten: doe het vooral niet. Als een egel honger heeft, eet hij alles, maar het is niet goed voor hem.

Wanneer bijvoeren: voor de winterslaap in oktober tot en met december, na de winterslaap van februari tot en met april net als in droge en hete periodes. Eigenlijk het hele jaar door, want ook tijdens de winterslaap worden egels regelmatig wakker en gaan ze op zoek naar eten.

Helaas gaat het slecht met de egel. Zijn aantal is de afgelopen 10-20 met de helft afgenomen. Belangrijk dus om dit diertje te helpen. Voeren helpt, maar ook de robotgrasmaaier niet in de nacht laten werken én uitkijken met de auto. De meeste egels komen om in het verkeer.

Wet en regelgeving

De egel is een beschermde inheemse diersoort.

Waar komt de egel voor?

De egel komt in heel Nederland voor. Hij kan tot 5 kilometer per nacht lopen. Overnachten doen ze vaak op een plek waar ze zich veilig voelen en waar genoeg eten te vinden is.

Ekster

Ekster

Ekster

Een makkelijk ter herkennen vogel met zijn zwart met witte uiterlijk, lange staart en zijn typische harde kreten. De ekster komt door heel Nederland voor en is een regelmatige bezoeker van tuin en balkon (daar waar eten valt te halen).

Direct naar de informatie die je zoekt:

Uiterlijk van de ekster

De ekster kan van kop tot en met staart zo’n 50 cm lang worden. De poten en snavel zijn zwart. Kop, nek en borst zijn glanzend zwart met een groene of blauwe gloed. De buik en schouders zijn spierwit. Als de ekster gaat zitten dan tilt hij direct zijn lange staart van de grond.

Ekster met staart omhoog

Qua geluid gaat het van hard krassen tot schorre geluiden. Eksters kunnen geluiden imiteren, het zijn ontzettend slimme dieren.

Wat eet de ekster en hoe komt hij aan zijn voer?

De ekster eet bijna alles. Zijn basis maaltijd bestaat uit insecten, maar hij vult deze graag aan met jonge vogels, eieren, kleine zoogdieren. Verder zie je vaak eksters ’s morgens op wegen zitten: daar eten ze van doodgereden dieren. In de stad zie je steeds vaker dat eksters brutaler worden; ze pikken vuilniszakken kapot op zoek naar etensrestjes.

Eksters zoeken hun eten bijna altijd op de grond. Ook zitten ze vaak op koeien en schapen, op zoek naar wat parasieten.

eten ekster

Broedseizoen

Eksters zijn monogaam en blijven meerdere broedseizoenen bij elkaar. Al in januari start het stel met de bouw van hun nesten. Ze bouwen meerdere nesten om mogelijke vijanden af te leiden. De nesten worden vaak hoog in de bomen gebouwd in de vork van een stevige tak. Ze kunnen wel 75 cm breed worden en zijn vaak voorzien van een afdakje, om uit het zicht te blijven van roofvogels.

Het vrouwtje legt rond/in april haar eieren. Het zijn er vaak tussen de vijf en acht eieren. Ze legt elke dag maar één ei, hierdoor komen de eieren ook in ongeveer een week tijd uit. Het oudste jong heeft vaak het meeste geluk dat het al eerder eten krijgt en dat niet hoeft te delen. Het uitbroeden duurt zo’n drie weken. De tijd dat het vrouwtje op het nest zit, wordt ze gevoed door het mannetje.

De jongen worden kaal en blind geboren, het zijn nestblijvers. Na ongeveer 27 dagen vliegen de kleintjes uit. Dit is de periode dat ze vaak gevonden worden op de grond. Ze zijn dan nog te klein (of onhandig) om goed te kunnen vliegen. De ouders blijven ze nog in de gaten houden en voeren. Zittend op de grond worden ze vaak ten onrechte meegenomen óf worden ze gepakt door roofvogels of katten.

   

Typisch voor een ekster

Er wordt beweerd dat eksters glimmende voorwerken pikken. Dat is niet waar, hoewel ze wel nieuwsgierig en onderzoekend zijn. Als ze iets zien glimmen dan gaan ze wel kijken wat het is. Maar ze zijn eerder angstig voor vreemde objecten.

Een ekster kan kleine sprongetjes zijwaarts maken, met de vleugels iets open gespreid. Dit doet hij vooral als hij eten ziet of achterna zit en als hij iets interessants ziet.

Een ekster wordt in Europa vaak beschouwd als een ongeluksvogel. Zo werd geloofd dat als je meerdere ekster bij elkaar zag die meer herrie maakten dan normaal, er een ramp zou volgen (oorlog). In Azië wordt de ekster als een vogel gezien die geluk brengt. 

Spanwijdte: 52-62 cm.
Gewicht: vrouw 180-210 gram. Man 210-270 gram.
Lengte: 44-46 cm.
Nestgedrag: nestblijver
Winter: standvogel. Blijft vaak binnen een gebied van 25 km.

Help de ekster

De ekster die honger heeft, zal alles eten: ook brood, patat en andere ongezonde dingen. Wil je de ekster bijvoeren, koop dan speciaal vogelvoer. Dit voer bestaat uit een mix van granen (tarwe, mais, boekweit), zaden (zonnebloempitten, wilde zaden, witte gierst) en noten (pinda’s).
Een schaaltje met vers water is zeer belangrijk in hete en droge periodes.

Wet en regelgeving

De ekster is een beschermde inheemse diersoort.

Waar komt de ekster voor?

De ekster komt in heel Nederland voor.

Gierzwaluw

Gierzwaluw

Gierzwaluw

Met zijn bijna prehistorische uiterlijk is de gierzwaluw een bijzondere vogel. Hij doet (bijna) alles vliegend, zelfs slapen. De gierzwaluw behoort, ondanks zijn naam, niet tot de zwaluwenfamilie zoals de boeren- en huiszwaluw. Hij komt uit de familie van de gierzwaluwachtigen, hij is hiermee sterker verwant aan de kolibries dan aan de zwaluwen.

Direct naar de informatie die je zoekt:

Uiterlijk van de gierzwaluw

De gierzwaluw is maar een kleine vogel met zijn lengte van rond de 17 centimeter en spanwijdte van 40 centimeter. Een volwassen vogel weegt gemiddeld 46 gram. Er is qua uiterlijk tussen het vrouwtje en mannetje geen verschil te zien. De veren zijn zwart, de kin en keel wittig. De vleugels hebben een blauwe gloed. De jonkies zijn bruiner van kleur. De staart kan bij hoge snelheden tot een punt wordt gedraaid waardoor hij nóg hogere snelheden kan bereiken met vliegen.

De snavel is vrij klein, maar kan ontzettend ver geopend worden. Op die manier kunnen de jongen hun bal met voer goed aanpakken. De ogen liggen diep verzonken zodat ze niet beschadigen als ze door een zwerm insecten vliegen.

De wetenschappelijke naam van de gierzwaluw (Apus apus) komt van het Oud-Griekse woord apous, wat ‘zonder voeten’ betekent. Een gierzwaluw heeft zeer korte pootjes waar je hem ook niet op ziet staan. Zichzelf afzetten om daarmee te gaan vliegen doet de gierzwaluw daarom ook met zijn vleugels.

 

gierzwaluw

Wat eet de gierzwaluw en hoe komt hij aan zijn voer?

Insecten, echt heel veel insecten, eet de gierzwaluw. Tot wel 15.000 per dag. Dit zijn vooral vliegen, muggen, bijen, wespen, vliegende mieren en kevertjes. En een spinnetje dat toevallig voorbij komt in zijn web wordt ook uit de lucht geplukt. De insecten worden hoog in de lucht gepakt. De gierzwaluw vliegt met 40 km per uur en wisselt de hele tijd snel van koers, daarbij pikt hij de insecten stuk voor stuk uit de lucht.

Als het koud is en/of er vliegen weinig insecten rond, dan kan een jonge gierzwaluw in een soort winterslaap komen. Zijn hart en ademhaling worden dan verlaagd en zijn temperatuur kan van 38 graden terugzakken naar 21 graden. Op die manier kunnen ze een paar dagen zonder eten, terwijl pa en ma verder weg vliegen op zoek naar eten.

Jongen worden door zowel de vader als de moeder gevoerd. De ouders vliegen rond om insectjes te vangen en geven dit eten in een balletje aan hun jongen. Zo’n balletje bestaat uit 300-500 insecten en is lekker smeuïg gemaakt met speeksel. De jongen krijgen tot zo’n 20 balletjes per dag. Daarom is het maar goed dat hun snavel zo ver open kan!

De reden dat de gierzwaluw al vroeg weer vertrekt richting het zuiden is omdat op de (hoge) hoogte waarop ze vliegen dan nog voldoende insecten vliegen. Wat later in het seizoen zijn die insecten verdwenen.

Broedseizoen

Gierzwaluwen zijn maar drie maanden van het jaar in Nederland (eind april/begin mei tot en met begin augustus). Hij wordt daarom ook wel de “honderd-dagen-vogel” genoemd. Na het broedseizoen vliegen alle gierzwaluwen naar Afrika.

De paring vindt plaats op de plek waar ze hun nest bouwen (onder een dakgoot, dakpan, achter een regenpijp of een gat in de muur) óf vliegend in de lucht, wat bijna geen enkele vogel hem na doet. Gierzwaluwen krijgen 2 à 3 eieren, zowel het mannetje als vrouwtje broeden om de beurt. Na zo’n 18-20 dagen komen de eieren uit. De jongen worden door beide ouders gevoerd.

In de smalle nestruimte kan het behoorlijk warm worden, dit trekt vaak veel parasieten aan waaronder de gierzwaluwluisvlieg.

Na zo’n 40 dagen vliegen de jongen uit. Omdat ze in de krappe ruimte van hun nest geen ruimte hebben om te oefenen met fladderen, doen de jongen een soort opdruk-oefeningen: met hun vleugels/schouders drukken ze zich op en oefenen zo hun spieren. Zodra ze uitvliegen gaan ze direct in een rechte lijn, richting Afrika.

Gierzwaluwen zijn erg gehecht aan hun woonomgeving: (bijna) elk jaar komen ze weer terug op dezelfde plek om te broeden. Ook de jongen, die maar kort op hun nest zijn geweest en direct uitvliegen, komen naar hun ‘ouderlijk huis’ terug elk jaar om zelf een nestje te bouwen.

Typisch voor een gierzwaluw

De gierzwaluw vliegt 99% van zijn tijd. Het is een van de zeer weinige vogels die altijd in de lucht is. Hij doet alles vliegend, ook slapen. Dit doet hij door de helft van zijn hersenen uit te schakelen waarmee hij slaapt terwijl de andere hersenhelft nog verder kan vliegen.

Het is een snelle vlieger: hij kan snelheden bereiken van 120 km/uur en in een duikvlucht zelfs snelheden van meer dan 200 kilometer per uur.

Spanwijdte: 40 cm.
Gewicht: 46 gram
Lengte: 17 cm.
Nestgedrag: nestblijver
Winter: trekvogel

De gierzwaluw vliegt lange afstanden naar Afrika. De Nederlandse gierzwaluwen vliegen door naar Congo en zelfs naar Mozambique. Onderstaand kaartje laat de vluchtroutes zien.

Help de gierzwaluw

Omdat er steeds minder broedplekken zijn help je de gierzwaluw door het ophangen van een broedkast. Kijk voor meer informatie op de website van de Gierzwaluwbescherming Nederland. 

De gierzwaluw kent weinig vijanden omdat hij zo ontzettend snel kan vliegen. In de lucht kan hij soms gepakt worden door een roofvogel en op de grond/in zijn nestruimte door een kat of rat (vooral de jongen).

Soms maakt een gierzwaluw een rare manoeuvre waardoor hij op de grond belandt. Het beste help je hem door op een vlakke hand te leggen, hoog in de lucht, en hem vanaf je hand weg te laten vliegen. Gooi hem vooral niet in de lucht! Want als hij niet kan vliegen dan maakt hij een harde smak op de grond. Vliegt hij niet weg, dan is er wat aan de hand en kun je de gierzwaluw het beste (laten) brengen naar een wild/vogelopvang.

Kom je een gierzwaluw half/eind augustus tegen? Dan is dat waarschijnlijk een dier in nood, die niet richting Afrika af kon reizen. Bel dan voor overleg met een wild/vogelopvang in de regio of de dierenambulance.

Wet en regelgeving

De gierzwaluw is een beschermde inheemse diersoort.

Waar komt de gierzwaluw voor?

De gierzwaluw komt (van april/mei tot en met augustus) in heel Nederland voor.

Haas

Haas

Haas

De haas behoort tot de haasachtigen (en is dus geen knaagdier). Met zijn typische lange oren (lepels) en zijn sterke achterpoten waar hij heel hard mee kan rennen, is het een mooi dier om tegen te komen in weilanden of bossen.

Direct naar de informatie die je zoekt:

Uiterlijk van de haas

De haas is een zeer krachtig dier. Zijn kracht zit vooral in zijn lange achterpoten waar hij enorme sprongen mee kan maken. Hij heeft een langwerpig lichaam (50-60 cm) en zeer lange oren (lepels) met een zwart uiteinde/puntje.

Zijn kleur bestaat uit grijs en bruintinten waarbij de buik vaak lichter van kleur is. Jonge haasjes hebben vaak een witte vlek op de kop. De staart is wit aan de onderkant en grijs met een zwarte punt aan de bovenkant (de pluim).

De haas wordt soms verward met een (wild) konijn. De haas is echter groter, heeft grotere oren en hij springt ook meer en hoger dan een konijn.

 

Wat eet de haas en hoe komt hij aan zijn voer?

Hij eet vooral gras, kruiden en klaver. Maar ook wat graan, maïs of een aardappel gaat er goed in.

Hazen gaan vooral in de avond en nacht op zoek naar hun eten. Overdag liggen ze in hun legers: een kuil waar ze plat in liggen.

Paartijd

Hoewel hazen solitaire dieren zijn, komen ze in het voorjaar samen op zoek naar een partner. De moer (vrouwtje) wordt vaak achterna gezeten door verschillende rammen (mannetjes). In de rammeltijd (paartijd) gaan menige mannen op de vuist met elkaar. Tijdens dit boksen raken mannetjes regelmatig verwond, rennen ze zo maar voor een auto of raken ze verstrikt in netten.

Rammelende hazen

De bronsttijd begint al in december/januari en duurt tot augustus/september. Een haas krijgt dan ook meerdere nesten per jaar, soms wel vier. De draagtijd bedraagt ongeveer zes weken. Ze krijgt dan ongeveer vier jongen die  in een open nest of in het veld worden gelegd.

Pasgeboren haasjes zijn al helemaal af: ze zijn volledig behaard en kunnen al zien en horen. Moeder komt 1 of 2 keer per dag langs om de kleintjes te zogen, dat gaat vaak heel snel zodat ze zo min mogelijk de aandacht trekt van roofdieren. Na een maand moeten de haasjes het zelf zien te redden.

Typisch voor de haas

De haas kan tot 65 km per uur rennen. Om aan gevaar te ontkomen kan hij heel snel in een hoek van 90 graden draaien en snel weer door te rennen.

Gewicht: een volwassen haas weegt gemiddeld 3,8 kilo. Een net geboren jong rond de 100 gram.
Lengte: een volwassen haas is zo’n 53 cm lang.
Nestgedrag: de haas is een nestvlieder.
Overwinteren: de haas houdt geen winterslaap.

Help de haas

De haas staat op de Rode lijst: er komen steeds minder hazen voor. Sinds 1950 is hun populatie met 60-70% afgenomen. Wrang is dat er nog steeds gejaagd mag worden op hazen.

In de eigen omgeving is niet veel te doen voor hazen, ze zijn te angstig om dicht bij te komen voor eten en drinken.

Laat jonge haasjes liggen! De moeder komt terug, en mocht de moeder gewond zijn geraakt, dan worden de kleine haasjes gevoed door een tante. Een haasje mag alleen meegenomen worden als deze is/wordt aangevallen door andere dieren (roofvogel, kat, etc.). Breng het dier daarna naar een wildopvang en ga niet proberen het dier zelf op te voeden. Het is bij wet verboden, maar vooral niet in het belang van het dier. Het is een wild dier en heeft specialistische zorg nodig.

Wet en regelgeving

De haas is een beschermde inheemse diersoort. Hij staat op de Rode lijst omdat zijn soort dreigt te verdwijnen.

Waar komt de haas voor?

De haas komt in heel Nederland voor.

 

Huismus

Huismus

Huismus

Ons bekendste vogeltje is op de RodeLijst beland. Dit komt omdat de afgelopen decennia het aantal huismussen met meer dan 50% is afgenomen.

Direct naar de informatie die je zoekt:

Uiterlijk van de huismus

De huismus is  zo’n 16 centimeter lang en weegt 24 tot 40 gram. Het verschil tussen het mannetje en vrouwtje is vrij goed zichtbaar: het mannetje heeft een grijze pet en wangen, een zwarte keel en borst, een zwart masker met een kleine witte stip achter het oog en een brede witte streep over zijn vleugels en een zwarte snavel. Hoe meer zwart op de borst, hoe dominanter het mannetje is in de rangorde.

Het vrouwtje heeft minder opvallende kleuren. Ze heeft een lichte streep achter haar ogen en is verder bruin/grijs gekleurd, ook haar snavel is licht van kleur.

Wat eet de huismus en hoe komt hij aan zijn voer?

De huismus is aangepast aan het leven in de stad: hij eet wat beschikbaar is. Het zijn vooral graan- en onkruidzadeneters. Granen als haver, tarwe en gerst hebben de voorkeur en voor het verteren eten ze vaak grit (kleine steentjes). Ze houden ook van variatie want ze eten ook bladeren van planten, pinda’s en fruit (bessen, appel). Jonge huismussen worden door de ouders gevoerd met insecten zoals bladluizen, vliegen en muggen.

Broedseizoen

Een mannetjes huismus start al in januari met het zoeken naar een plekje voor zijn nest. Hij zet dan, vrij slordig, een nest in elkaar en gaat vervolgens een vrouwtje lokken. Dit doet hij o.a. door in het nest te gaan zitten en geluidjes te laten horen van jonge huismussen. Heeft hij een vrouwtje aangetrokken, dan bouwen ze samen het nest af.

Het vrouwtje legt 4 tot 6 eieren die na 12 dagen broeden uitkomen. De jongen (nestblijvers) zijn dan nog naakt en blind en wegen slechts 3 gram. Ze worden door beide ouders gevoerd met insectjes. Afhankelijk van hoeveel insecten er zijn wordt er langer doorgegaan met het voeren van insecten. De jongen zijn dan groter en sterker. Als er weinig insecten te vinden zijn, dan krijgen de kleintjes al eerder plantaardig voer van hun ouders.

Na zo’n 14-17 dagen vliegen de jongen al uit. Ze worden dan nog wel een week of twee bijgevoerd door hun ouders. Het beeld van een groot jong wat met opengesperde bek om eten zit te bedelen is een bekend beeld. De ouders stoppen met bijvoeren zodra de snavels van de kleintjes hard genoeg zijn om zaden mee te pellen.

Per jaar worden er 2 tot 3 legsels grootgebracht, de broedperiode loopt door tot en met augustus.

Typisch voor een huismus

De huismus is een standvogel. Ze leven vaak in groepjes bij elkaar en doen zoveel mogelijk samen: eten, drinken en badderen. Zo kunnen ze op elkaar en de omgeving letten.

Enkele dialectnamen voor de huismus zijn boerenmus, pannenklutser, papmus en straatloper. Je bent een huismus als je liever thuis bent in plaats van de deur uit te gaan.

De huismus heeft veel natuurlijke vijanden. Omdat het zo’n kleine vogel is, is hij een makkelijk slachtoffer voor bijvoorbeeld de sperwer, kerkuil, kraaiachtigen en zoogdieren. Ook meeuwen en reigers krijgen regelmatig een huismus te pakken. Katten zijn grote vijanden van de huismus.

Spanwijdte: 20-25 cm.
Gewicht: 24-40 gram.
Lengte: 16 cm.
Nestgedrag: nestblijver
Winter: standvogel

Help de huismus

Het gaat al jaren niet goed met de huismus. De afgelopen decennia is het aantal huismussen meer dan gehalveerd. De oorzaken dat het slecht  gaat met de huismus is:

  • afname van broedgelegenheid, onder andere door renovatie en isolatie van oude woningen;
  • afname in voedselaanbod en minder groen in tuinen (waardoor minder insecten);
  • afname broedplekken doordat dakpannen minder toegankelijk gemaakt worden voor vogels.

Bijvoeren

Bijvoeren van de huismus kan het hele jaar door. Brood is daarbij NIET aan te bevelen, dat bevat teveel zout.

Wat wel: gemengd graan met gebroken maïs, vetbollen, pinda’s.
In de broedperiode: insecten (meelwormen).
En natuurlijk een lage schaal met water, vooral met droog en heet weer, hebben de huismussen water nodig. Ook om in te badderen, dus vervang het water zeer regelmatig om bevuild water te voorkomen (want daar kunnen ze ziek door worden).

Let op: hang geen vetbollen of zadenbollen met een netje eromheen in de tuin of op balkon. Heel vaak gebeurt het dat een vogel er met zijn nagels in blijft haken en niet meer los kan komen. Hij kan daarbij zijn poot breken of slachtoffer worden van een kat of ander dier.

Richt de tuin zo groen mogelijk in. Huismussen houden van dichte struiken waarin ze zich kunnen verschuilen voor andere dieren. Door het planten van fruitbomen kunnen de huismussen de insecten erop eten maar ook wat van het fruit zelf.

Huismussen broeden graag in kolonies. Daarom is er speciaal voor hen een nestkast ontworpen waarin meerdere nesten gemaakt kunnen worden. Door het ophangen van nestkasten (op schaduwrijke plekken in de tuin of op balkon) heeft de huismus meer plek om te broeden.

Wet en regelgeving

De huismus is een beschermde inheemse diersoort  op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet Natuurbescherming.

Waar komt de huismus voor?

De huismus komt in heel Nederland voor.

Kerkuil

Kerkuil

Kerkuil

De kerkuil is een prachtige verschijning met zijn hartvormige witte gelaat en zijn bijna goudkleurige veren. Ze zijn vooral ’s nachts actief en verblijven in schuren, holle bomen en andere plekken waar ze goed kunnen schuilen.

Direct naar de informatie die je zoekt:

Uiterlijk van de kerkuil

Het opvallendste is natuurlijk zijn gelaat met dat witte hart waar zijn donkere ogen goed te zien zijn. De rugzijde is goudbruin tot grijs gekleurd en gespikkeld. Een volwassen kerkuil kan tot 35 cm lang worden en heeft een spanwijdte van 80-90 cm. Hij weegt tussen de 4 en 5,5 kilo. Zijn staart is hoekig en zijn poten zijn bedekt met veren. Het vrouwtje is iets groter en zwaarder dan het mannetje. De mannen zijn minder gevlekt en bleker van kleur.

 

Wat eet de kerkuil en hoe komt hij aan zijn voer?

De kerkuil eet voornamelijk muizen (veldmuizen, spitsmuizen en woelmuizen) die hij op gehoor vangt. Hij eet 6-10 muizen per nacht. Soms eet hij een vogel. Jagen doet hij in de avond en nacht. Daarbij maakt hij vooral ondiepe vleugelslagen en vliegt hij rustig laag boven het land.

Kerkuilen slikken hun prooi in zijn geheel door. De onverteerbare delen (haren, veren, schedel, botjes) worden in de maag samengeperst en braakt de uil weer uit (een braakbal). De kerkuil braakt 1 à 2 braakballen per dag uit die tussen de 3 en 8 cm groot zijn.

Broedseizoen

De start van de broedperiode, hoeveel legsels er komen én of er zelfs wel een legsel komt, hangt af van hoe goed het gaat met de muizenstand. Als er veel muizen te vinden zijn dan legt het vrouwtje drie keer per jaar eieren. Een legsel bestaat uit 4 tot 10 eieren. Na zo’n 30 dagen komen de eieren uit. Het vrouwtje blijft op het nest zitten waken en het mannetje zorgt voor het eten. Kerkuilen wisselen niet van partner.

Broeden doen ze op een nest in een stal, kerktoren of verlaten gebouw waar ze snel in en uit kunnen vliegen en in de buurt van bossen en weilanden. Jongen van de kerkuil gaan, als ze wat groter zijn, op de takken van de boom rondom hun nest lopen. Het worden dan takkelingen genoemd. Het gebeurt regelmatig dat zo’n takkeling naar beneden valt. De ouders zorgen dan nog voor de kleine. Soms lukt het het uiltje om weer omhoog te klimmen, soms heeft het daar wat hulp bij nodig. Vooral als het dier gevaar loopt (veel honden of katten die er rondlopen) dan is het te overwegen om de uil weer hoog in de boom terug te zetten.

Typisch een kerkuil

Kerkuilen kunnen hard en spookachtig krijsen en blazen. Ze verdedigen zich met hun scherpe klauwen.

Spanwijdte: 85-98 cm.
Gewicht: vrouw 310-370 gram. Man 290-340 gram.
Lengte: 35 cm.
Nestgedrag: nestblijver (daarna nog wat weken een nestvlieder – takkeling).
Winter: standvogel

Help de kerkuil

In de jaren 60 waren er steeds minder kerkuilen. Dankzij het werk van de Stichting Kerkuilenwerkgroep Nederland is het aantal weer toegenomen. Sinds 2017 staat de soort niet meer op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels.

Wie buiten woont in een omgeving met weilanden en bossen, zou een nestkast kunnen plaatsen. Ook het aantrekken van muizen is dan aan te raden. De Stichting Kerkuilenwerkgroep Nederland kan hierbij adviseren en geeft ook op hun eigen website-informatie.

Wet en regelgeving

De kerkuil is een beschermde inheemse diersoort.

Waar komt de kerkuil voor?

De kerkuil komt in heel Nederland voor.[/et_pb_text]

Koekoek

Koekoek

Koekoek

De koekoek is een bijzondere vogel die vaker gehoord dan gezien wordt. Een uitgekookt beestje ook: moeder laat het bouwen van nesten, het uitbroeden van haar eieren en het grootbrengen van haar jongen aan anderen over. De koekoek staat op de Rode lijst.

koekoek

Direct naar de informatie die je zoekt:

Uiterlijk van de koekoek

De koekoek is een slanke vogel met spitse vleugels en een afgeronde staart. Hij is zo’n 32-36 cm groot, weegt rond de 110 gram en heeft een spanwijdte van 66 centimeter. Hij vliegt met rustige vleugelslagen waarbij de vleugels nauwelijks boven het lichaam worden geheven. Je treft hem vaak aan op paaltjes, prikkeldraad, uitstekende takken van struiken en boomtoppen.

De mannetjes zijn grijs met een blauw/grijze borst en kop. De witte buik met donker grijze bandering valt duidelijk op. De ogen zijn opvallend heldergeel. De aanzet van de snavel is ook heldergeel, de rest is donkergrijs.

De vrouwtjes zijn er in twee kleuren: de grijze variant die veel op een mannetje lijkt, maar waarvan de borst wat meer geel/beige is en een roestbruine variant die wat zeldzamer is. De ogen en snavelaanzet zijn lichtbruin, de rest van de snavel is grijs.

Een koekoeksjong heeft gele poten, het oog is donkerbruin en de snavelaanzet is heldergeel. Verder heeft het jong een witte vlek in de nek.

De koekoek heeft qua uiterlijk (vooral door de bandering op de buik) en de manier van vliegen veel weg van een sperwer. Het vrouwtje maakt daar ook gebruik van in het broedseizoen.

Foto’s: linksboven een mannetjes koekoek, rechtsboven een vrouwtje in grijstinten en linksonder een vrouwtje in bruintinten. Rechts onder het paren van twee koekoeken met daarbij duidelijk het kleurverschil tussen mannetje en vrouwtje. 

koekoek

koekoek

Jonge koekoek

Wat eet de koekoek en hoe komt hij aan zijn voer?

De koekoek foerageert voornamelijk op de grond en in struiken. Het is een insecteneter die voornamelijk leeft van rupsen. Ook de behaarde rupsen, zoals de processierups, gaan er goed in. Deze rupsen worden door andere vogels niet vaak gegeten doordat ze giftig zijn (door de melkzuur). De koekoek heeft hier geen last van door een extra beschermende laag in zijn maagwand. De haren komen er als een braakbal uit. Er komen steeds minder harige rupsen voor in de natuur door het gebruik van insecticiden en het verdwijnen van bloemrijke graslanden.

Soms vult de koekoek zijn maaltje aan met kevers, krekels, een sprinkhaan of oorworm. Een vrouwtjes koekoek eet meestal de eieren op van het nest waar ze haar eigen ei in legt.

Jonge koekoeken eten dat wat hun pleegouders ze geven. Zijn dit zaadeters, dan loopt het niet goed af met het jong omdat het insecten nodig heeft.

Broedseizoen

Koekoeken komen wat later naar Nederland dan de meeste vogels. Ze komen pas aan als de pleegouders van hun kinderen al een nest hebben gebouwd. De koekoek staat er om bekend dat het vrouwtje haar eieren in de nesten van andere vogels legt. Deze pleegouders worden waardvogels genoemd. De koekoek wordt ook wel een broedparasiet genoemd. De meest geplaagde vogels die als waardvogel worden ingezet zijn de kleine karekiet, heggenmus, graspieper, de witte en gele kwikstaart.

Het vrouwtje gaat pas over tot paring als ze nesten heeft gevonden waar ze haar eieren in kan leggen. Dat zijn altijd nesten van waardvogels waar ze zelf is grootgebracht. Een koekoeksvrouwtje dat is opgevoed door een heggenmus, zal dus haar eieren leggen in het nest van een heggenmus. De eieren die de koekoek legt lijken ook op de eieren van de waardvogel. Er zijn koekoekseieren aangetroffen in Nederland in wel 15 verschillende kleuren.

Het vrouwtje paart gedurende het broedseizoen met meerdere mannetjes. Ze wacht met het leggen van een ei totdat er in het nest al één of meerdere eieren liggen. Dit omdat de waardvogel anders doorheeft dat het niet haar eigen ei is. Het koekoeksvrouwtje wacht tot de waardvogel van het nest af gaat. Om de waardvogel af te schrikken vliegt ze ook vaak boven het nest. Doordat ze lijkt op een sperwer vliegt de waardvogel angstig weg. Het vrouwtje leg in slechts een paar seconden een ei en neemt er ook weer een mee van de waardvogel. Die eet ze vervolgens op.

Na 48 uur kan ze weer een volgend ei leggen in een ander nestje. Zo legt ze tijdens het broedseizoen tussen de 10 en 25 eieren. Dit is veel meer dan de meeste vogels dit tijdens het broedseizoen kunnen. Logisch, het kost haar totaal geen energie om de kleintjes groot te brengen!

Na zo’n 12 dagen komt het jong al uit het ei. Ondanks dat deze nog blind en naakt is, weet hij zijn nestgenoten binnen enkele dagen uit het nest te werken. Dit doet hij met een holte in zijn rug. Omdat deze heel gevoelig is, voelt hij of er vogels of eieren in het nest aanwezig zijn. Hij 

Het koekoeksjong is naakt en blind, maar werkt binnen enkele uren al de andere eieren en eventueel eerder geboren jonge vogels het nest uit. Dit doet hij met een holte in zijn rug: hij neemt het ei/jong op zijn rug en gooit deze zo het nest uit. Mocht er nog een jong zijn gemist dan verhongerd deze. 

De waardvogel vliegt de komende dagen af en aan met eten. Normaal gesproken zijn er meerdere bekjes te voeren, maar het koekoeksjong weet verschillende geluiden te produceren waardoor de ouders waarschijnlijk niet eens door hebben dat ze maar één jong hebben. Na zo’n 20 dagen verlaat het koekoeksjong het nest. Soms valt deze er gewoonweg uit omdat het nest te klein is. Vervolgens blijven de, veel kleinere, waardvogel-ouders het jong nog 2 à 3 weken op de grond bijvoeren. 

De volwassen koekoeken vertrekken begin augustus weer richting Afrika, hun ‘werk’ zit erop. De jongen volgen vaak wat later.

Een jonge koekoek in/op het veel te kleine nest van zijn waardvogel.

Een jonge koekoek wordt gevoed door zijn veel kleinere waardvogel. 

Typisch voor een koekoek

Het meest bijzondere gedrag van de koekoek is natuurlijk het broedgedrag. Door te werken met verschillende waardvogels kan de koekoek vrij veel eieren leggen.

Ondanks de hoeveelheid eieren die de koekoek legt, gaat het slecht met deze bijzondere vogel. Dit kan verschillende reden hebben. Zo wordt er meer met insecticiden gewerkt waardoor er minder rupsen zijn. Maar ook het trekseizoen van de waardvogels is veranderd: zij komen eerder naar Nederland waardoor de nesten al vol zitten en de eieren worden uitgebroed op het moment dat de koekoek er aan komt. De laatste jaren neemt het aantal wel weer toe. Verder neemt het landschap waar de koekoek van houdt (open landschappen) steeds meer af in Nederland.

 

Een klokkenmaker uit het Zwarte Woud liet zich rond 1730 inspireren door het geluid van de koekoek. Met de bekende koekoeksklok tot gevolg.

Broedparatisme komt bij meer dieren voor (vogels en insecten). Veel dieren dit dit gedrag laten zien, zijn naar de koekoek genoemd: koekoekshommels, koekoekswespen en de koekoekseend.

Als er tegen je wordt gezegd dat je ‘koekoek bent’ dan is dat geen compliment. Het komt van de Engelse uitdrukking to be cuckoo, wat inhoudt dat je achterlijk, niet goed snik bent.

En als iemand ‘dank je de koekoek’ tegen je zegt, dan hoef je niet op zijn hulp te rekenen. Dat betekent namelijk ‘mij niet gezien’.

Spanwijdte: 66 cm
Gewicht: 110 gram
Lengte: 32-36 cm
Nestgedrag: nestblijver
Winter: trekvogel. Begin augustus vliegt de koekoek naar Afrika. Hij keert dan in de tweede helft van april terug.

Help de koekoek

Omdat de kans op het tegenkomen van een koekoek in je achtertuin zeer gering is, kun je niet veel doen voor deze vogel. Woon je wat meer in het buitengebied, dan is planten van vlindervriendelijke struiken zeer gewenst (in verband met rupsen).

Wet en regelgeving

De koekoek is een beschermde inheemse diersoort en staat op de Rode lijst.

Waar komt de koekoek voor?

De koekoek komt door heel Nederland voor waarbij hij vooral zich voortplant in gebieden met open landschappen waar ook genoeg waardvogels zijn.

Koolmees

Koolmees

Koolmees

Het bekendste vogeltje van Nederland dat iedereen over het algemeen snel herkent. Met zijn gitzwarte kop en gele lijf is het een graag geziene gast in tuinen en op balkons.

Direct naar de informatie die je zoekt:

Uiterlijk van de koolmees

De koolmees heeft een zwarte kop met witte wangen en een geel lijf. Over de borst loopt een zwarte streep, de stropdas, die heel kenmerkend is voor deze vogel. De stropdas van het mannetje is breder en donkerder dan die van het vrouwtje. Mannetjes hebben ook meer zwarte veren tussen de poten en hun kop glanst meer.

 

Links een mannetjes koolmees met een brede streep (stropdas) en rechts het vrouwtje met een smallere streep.

De zwarte streep verschijnt bij jongen pas vaak in het najaar. Ze zijn ook wat valer gekleurd en hebben nog vaak ‘nestharen’ van die pluimpjes op hun kop.

Wat eet de koolmees en hoe komt hij aan zijn voer?

De koolmees heeft zich goed aangepast aan het leven in de stad: hij maakt dankbaar gebruik voor zijn eten van vetbollen, pinda’s en voedertafels die voor hem ingericht worden met zaden, pitten en meelwormen. Hij neemt kleine hapjes van zijn eten en neemt dit graag mee naar struiken en andere veilige plekken waar hij kan eten zonder aangevallen te worden.

Verder gaat hij zelf op jacht naar insecten, spinnen, larven, rupsen, zaden, fruit en noten (beukennootjes). Een koolmees eet zo’n 30 tot 40 kleine rupsen per dag, ook de eikenprocessierups. Veel gemeentes hangen daarom nestkasten bij eiken op zodat de koolmees kan meehelpen aan de bestrijding van deze rupsen.

De koolmees is groter dan alle andere mezen, dit maakt hem een stuk minder behendig en snel. Hierdoor foerageert hij meer op de grond, op zoek naar zaden.

Broedseizoen

Koolmezen bouwen hun nest graag in boomholtes. Omdat die nog amper te vinden zijn in tuinen, maken ze dankbaar gebruik van nestkasten. Ze vullen het nest met mos, droog gras, haar, wol, bladeren, takjes, zacht materiaal en veren.

Het vrouwtje legt, zodra het nestje klaar is, elke dag één ei. Ze legt in totaal tussen de 7-10 eieren (hoewel er ook nestjes met 15 eieren zijn gevonden). Pas als alle eieren zijn gelegd, dan begint ze met broeden. In de tussentijd krijgt ze van het mannetje haar eten. Koolmezen die gestoord worden tijdens het broeden blijven op het nest zitten en kunnen blazende geluiden maken ter afschrikking.

Na 14 dagen komen de eitjes uit. Beide ouders vliegen de hele dag af en aan om de kleintjes te voeren. Ze krijgen 40 tot 70 keer per dag een portie eten. Dat zijn tussen zonsopgang en zonsondergang 3 tot 5 porties per uur eten per vogeltje! Tijdens de eerste vijftien dagen van hun leven eten koolmezen al ruim 800 rupsen. Ze worden in die korte tijd dan ook maar liefst 20 keer zwaarder.

 

Om te voorkomen dat roofdieren door hebben waar het nest zich bevindt, nemen de ouders de ontlasting van de jongen mee om ergens anders weg te gooien. De ontlasting zit in een wit ‘zakje’ die makkelijk mee te nemen is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Na zo’n 16-23 dagen kunnen de jongen het nest verlaten. De ouders blijven dan nog 2 à 3 weken bij de jongen en leren ze hoe ze zelf hun eten kunnen vinden.

Typisch voor een koolmees

Koolmezen kunnen hun gezang variëren. Door op verschillende plekken een ander liedje te zingen, denken concurrerende mannetjes dat het al druk bevolkt is en gaan ze het ergens anders proberen. Dit wordt het Beau Geste syndroom genoemd.

Door klimaatveranderingen staan bomen steeds eerder in bloei en zijn er ook eerder rupsen te vinden. Hierdoor krijgt de koolmees ook elk jaar eerder hun jongen.

Spanwijdte: 22-25 cm.
Gewicht: 15-20 gram
Lengte: 13-15 cm.
Nestgedrag: nestblijver
Winter: standvogel

Help de koolmees

De koolmezen hebben gebrek aan nestruimte, dus een nestkastje in de tuin is zeer gewenst. Hang het vooral niet in de volle zon.

Eten bijvoeren: op een voertafel of via noten/zaden bakken, vetbollen, etc. Pas alleen op: gebruik geen netjes, daar kunnen de nagels van de vogels in blijven haken en daardoor kunnen ze een poot breken of zijn ze een makkelijk doelwit voor roofdieren.

Wet en regelgeving

De koolmees is een beschermde inheemse diersoort.

Waar komt de koolmees voor?

De koolmees komt in heel Nederland voor.

Help de dieren bij droogte en hitte

Help de dieren bij droogte en hitte

Help de dieren bij droogte en hitte

Bij droogte en warmte kunnen de dieren in de natuur onze hulp goed gebruiken. Waarom en hoe lees je hier.

Waarom de dieren helpen bij droogte en hitte? 

  1. Er is geen/minder eten te vinden.
    Als het (erg) warm is en/of er weinig regen is gevallen, dan is de grond kurkdroog. Er zijn weinig insectjes te vinden en de meeste dieren in deze periode leven van deze insecten. Vooral in de periode april tot en met juli/augustus is het één grote kraamkamer in Nederland. Overal worden er baby’s geboren: vogels en egels bijvoorbeeld. Al die bekjes moeten gevoerd worden, maar waarmee?
  2. Dieren hebben dorst (en verdrinken).
    Droogte is dus een probleem. Hierdoor zijn er dus minder insecten te vinden, maar ook de dieren hebben dorst. Egels springen bijvoorbeeld in sloten, grachten en vijvers voor afkoeling en om wat te drinken. Het gebeurt dan vaak dat een egel niet meer op de kant kan klimmen en daardoor verdrinkt.
  3. Er is geen schaduwplekje te vinden.
    Doordat bosjes, struiken en graspollen dor en droog zijn, verdwijnen ook steeds meer schuil- en schuduwplekken voor de dieren. Hierdoor raken ze extra oververhit en lopen ze het risico gevonden te worden door roofdieren.

Hoe herken je dieren die last hebben van de hitte en droogte?

Vogels zitten vaak lusteloos en met wijd uitgespreide vleugels. Ze ademen heel snel en duidelijk zichtbaar en vaak hangt hun tong eruit.

Egels zie je eerder overdag rondlopen, op zoek naar eten en drinken. Je ziet ze overdag in de tuin of op straat liggen of ‘zwalken’, dat wil zeggen dat ze erbij lopen als iemand die dronken is, pootje overgaat en omvalt.

Hoe kun je de dieren helpen bij droogte en hitte?

 Water, water, water en nog meer water voor ALLE dieren!
Zet elke dag vers water buiten (in de tuin, op het balkon, op én onder de tafel, desnoods op straat als daar veel dieren zijn). Het liefst in lage schalen zodat dieren er niet in kunnen verdrinken. Er zijn speciale waterschalen te koop, maar een laag bord doet ook al wonderen. Ververs het water elke dag en maak de schaal/het bord ook dagelijks schoon. Dieren gaan er doorheen lopen, pootjebaden en badderen: hierdoor wordt het water snel vies en andere dieren kunnen daar dan weer ziek van worden.

Voor vogels
Bijvoeren is zeker gewenst en nodig. Maak het de ouders wat makkelijker en minder vermoeiend om op zoek te gaan naar insectjes door een schaal met zaden, noten en meelwormen buiten te zetten. Meelwormen geven net die extra eiwitten die kleine vogels nodig hebben nu.
Zorg voor schaduwplekken in de tuin door een parasol buiten te zetten boven de bosjes. Het kan (dodelijk!) heet worden in nestkasten die in de volle zon hangen, dus red de kleintjes door ook over de nestkasten schaduw te creëren door een parasol of door een laken te spannen.

Voor egels
Naast water hebben egels vooral behoefte aan voer: zet een bakje kattenbrokjes buiten voor ze. Het liefst droogvoer omdat op natvoer de vliegen kunnen zitten en eitjes gaan leggen die door de egels opgegeten worden. Welk soort/merk kattenvoer maakt niets uit zolang het maar geen vissmaak is (want egels komen weinig tot geen vissen in de natuur tegen) én er geen melk aan toegevoegd is. Zet NOOIT melk buiten voor egels, ook niet als ze kleintjes hebben. Egels kunnen niet tegen de lactose in melk, ze worden er (dood)ziek van.

Laat de tuin ook de tuin even, ga niet aanharken of gras maaien. Het is nu de tijd dat egels een nestje hebben en je verstoort hiermee mogelijk moeder en kinderen.

Heb je een vijver of woon je aan een gracht of sloot? Kijk of er voldoende plekken zijn waar egels weer op de kant kunnen klimmen. Zijn die er niet? Een simpele houten plank met wat houvast (kleine latjes) doet wonderen: help de egel weer uit het water te klimmen voordat hij verdrinkt!

Lees meer hoe je kunt herkennen of een egel hulp nodig heeft op deze pagina: help de egel. 

 

Bij twijfel of een dier hulp nodig heeft: bel de wildopvang die het dichtst bij je in de buurt is voor advies.

Tips voor het zelf grootbrengen van wilde dieren

Tips voor het zelf grootbrengen van wilde dieren

Tips voor het zelf grootbrengen van wilde dieren

Het is zo leuk, zo’n jong diertje. Een vogeltje dat je in de tuin vindt, een klein eendje piepend in het water zonder ouders, dat kleine haasje dat daar zo zielig alleen ligt. Zo leuk voor de (klein)kinderen om zo’n dier thuis groot te brengen. Op internet staan vast tips hoe dat moet.

De ALLERBELANGRIJKSTE tip voor het zelf grootbrengen van wilde dieren:

 

NIET!  GEWOON NIET DOEN! 

We zijn hier heel duidelijk in: we zijn fel tegen het zelf grootbrengen van dieren uit het wild door particulieren. Hoe goed bedoeld ook en hoeveel ervaring met tamme dieren ook, doe het niet.

Redenen waarom je een dier uit het wild niet mee naar huis mag nemen c.q. zelf groot mag brengen:

  • Het is bij wet verboden, je bent dus in overtreding als je een dier meeneemt. In de Wet Dieren staat dat het verboden is om een dier uit het wild mee te nemen, te vervoeren en te houden. Alleen een opvang (met een ontheffing/vergunning) mag dit. De dierenpolitie wordt jaarlijks regelmatig ingeschakeld door particulieren als zijn zien dat iemand een dier meeneemt of thuis houdt. Er staan hoge boetes op.
  • Het is niet goed voor het dier. Het hoort op te groeien met soortgenoten om het soorteigen gedrag te leren kennen en om te voorkomen dat het dier (te) tam wordt. Een dier leert bij mensen thuis fout gedrag waardoor het meestal niet meer terug kan de natuur in. Daarbij komt dat het te wild van karakter is om thuis te houden, dus dit dier eindigt vaak bij de dierenarts om ingeslapen te worden.

Verhalen uit de praktijk

Een konijntje om mee te spelen

Een ouder echtpaar liep te wandelen en hun kleinzoon kwam met een klein konijntje aanzetten. “Die nemen we mee naar huis,  leuk voor de kleinkinderen zo’n diertje”. Het konijntje bleek een haasje te zijn. Het kreeg kattenmelk waardoor hij onvoldoende aankwam en botgroei niet goed liep. Het diertje was ook niet zo knuffelig waardoor kleinzoon het dier extra stevig beet hield. Het diertje probeerde weg te komen en schopte daarbij zo hard dat zijn pootje brak. Omdat het toch niet zo’n leuk huisdier was, brachten opa en oma het naar de opvang. Daar moest het dier direct ingeslapen worden. Het was niet wild, het was niet tam, het dier was onvolgroeid en zijn poot zou nooit meer goed genezen waardoor hij in het wild niet zou kunnen overleven.

Kleine eendjes worden groot

Vier eendjes zonder moeder. Zo zielig alleen. Een mevrouw besloot ze mee naar huis te nemen. Op internet zocht ze wat ze de dieren te eten moest geven en de kleintjes groeiden goed. Ze werden niet alleen steeds groter, ze begonnen ook steeds meer te poepen, stinken en herrie te maken. De buren begonnen te klagen en dus besloot mevrouw de eendjes in een sloot te zetten. Daar zagen mensen de vier het water inzakken, zo naar beneden. Mevrouw liep gauw weg. De eendjes zijn uit het water gevist en naar onze opvang gebracht. Ze hadden nooit geleerd hoe ze zich waterdicht moesten maken omdat hun moeder dat niet had geleerd. Daarom bleven ze niet drijven. Ze hebben ook verkeerde voeding gehad waardoor ze steekvleugels hadden: veren die uitsteken waardoor de vogels niet meer konden vliegen. Dat zou nooit meer goed komen. Gelukkig konden ze terecht bij een boer op het erf waar ze veilig zaten. Anders hadden we ze in moeten laten slapen, want niet kunnen vliegen is gevaarlijk voor watervogels.

Half tamme kraaiachtigen

Kraaien, kauwen en eksters worden vaak door mensen in de tuin op de grond gevonden. Zo’n diertje is een uitvlieger: hij zit op de grond waar hij nog wordt gevoerd door zijn ouders. Te vaak nemen mensen deze vogels onterecht mee en brengen het dier naar een opvang. Helaas houden sommige mensen deze vogels thuis. Zo’n kraaiachtige is super slim! Hij leeft bij mensen ander gedrag dan in de natuur en wordt te tam.

Een man had een jonge kauw meegenomen. Hij wist er goed voor te zorgen, want hij had ooit vrijwilligerswerk gedaan in een vogelopvang. Alleen was hij voor het gemak vergeten dat in een opvang de kauw opgroeit met soortgenoten en hij daar soorteigen gedrag leert. Toen de kauw goed kon vliegen heeft hij hem vrijgelaten. De kauw vloog vervolgens steeds op mensen af om op hun hoofd of schouders te gaan zitten. Hij werd ook achterna gezeten en aangevallen door ander kauwen omdat hij ‘anders’ was, ze zagen hem niet als kauw. Hij zit nu in een opvang voor tamme kauwen. Een prachtig wild dier in een kooi.

Huismus

Steeds minder vogels in steden en dorpen

Steeds minder vogels in steden en dorpen

Van de vogels die in steden en dorpen voorkomen verdwijnen er steeds meer soorten. Vooral de soorten die voorkomen in parken en bossen dreigen te verdwijnen. In een periode van 7 jaar zijn er 6% minder diersoorten waargenomen. Dit blijkt uit cijfers van het CBS in samenwerking met Sovon Vogelonderzoek (zie hier het rapport van het CBS over het verdwijnen van vogelsoorten).

In de leefomgevingen binnen steden zien we vooral in bossen en parken het aantal dieren teruglopen (-20 procent). Maar ook de typische vogels die voorkomen in struiken (-30 procent), open groen (-10 procent) en stadsvogels (-10 procent) nemen in aantal soorten af.

Oorzaak dat er minder vogelsoorten zijn

De belangrijkste oorzaak dat er minder vogelsoorten zijn, is het volbouwen van steden. Er komen steeds meer huizen, groen verdwijnt en daarmee ook de natuurlijke leefomgeving van de vogels.

Toename ander vogelsoorten

Daar waar de huismus, spreeuw, zwarte roodstaart en gierzwaluw dreigen te verdwijnen uit de steden en dorpen, komen ook weer andere vogelsoorten terug. Het aantal water- en moerasvogels is sterk toegenomen in de steden met gemiddeld 30 procent. Deze vogels zoals de krakeend en grauwe gans verlaten het drukke buitengebied en trekken de steden in.

Ook de kleine mantelmeeuw, de zilvermeeuw en de scholekster hebben de steden ontdekt. Ze broeden steeds vaker op daken in steden en dorpen.

Wat te doen als je een jonge haas of konijn ziet?

Wat te doen als je een jonge haas of konijn ziet?

Een haas of (wild) konijn heeft hulp nodig als deze:

  • gewond is;
  • aangevallen is door een ander dier;
  • aangereden is;
  • het nest (konijnen) vertrapt/verstoort is en de moeder niet meer terugkomt;
  • blijft liggen en niet wegloopt als je in de buurt komt;
  • meegenomen is door de hond of kat;
  • bijna verdronken is;
  • onder de vliegeneitjes en maden zit;
  • onder de vlooien en/of teken zit;
  • erg mager is.

Let op: een hazenmoeder legt haar kinderen op verschillende plekken. Vervolgens komt ze 1 à 2 keer per dag langs om de kleintjes te zogen. Zie je een haasje alleen liggen op een veilige plek (dus zonder druk verkeer, honden, katten, roofvogels) laat het diertje dan vooral met rust. Weet je niet zeker of het daar veilig ligt? Bel dan een wildopvang of een  dierenambulance voor advies.

Wat te doen als een dier hulp nodig heeft:

  • Bel de dichtstbijzijnde wildopvang voor advies.
  • Bel de dierenambulance als je het dier niet zelf kunt pakken of naar een opvang kunt brengen.
  • Pak een dier alleen op als je zeker weet dat de ouder dood is of als de jongen gewond of in gevaar zijn.
  • Breng jonge diertjes zo snel mogelijk naar een opvang.
  • Houdt een konijntje warm. Een haasje mag het niet te warm krijgen.
  • Laat het jonge diertje zoveel mogelijk met rust en kijk niet steeds hoe het met hem gaat. Stress is dodelijk!
  • Geef het diertje geen water of voedsel of melk.
  • Probeer nooit zelf het jong groot te brengen! De kans op mislukken is groot en bovendien is het verboden om wilde dieren in bezit te hebben.

Wat te doen als je een zieke of gewonde egel ziet?

Wat te doen als je een zieke of gewonde egel ziet?

Wat te doen als je een zieke of gewonde egel ziet?

Een egel heeft hulp nodig als deze:

  • overdag te zien is en daarbij een wankele, zieke indruk maakt;
  • overdag in de tuin of op straat ‘ligt te zonnen’;
  • gewond is;
  • aangevallen is door een ander dier;
  • aangereden is;
  • blijft liggen en niet wegloopt/oprolt als je in de buurt komt;
  • bijna verdronken is;
  • onder de vliegeneitjes en maden zit;
  • onder de vlooien en/of teken zit;
  • erg mager is.

Wat te doen als een dier hulp nodig heeft:

  • Bel een wildopvang (of egelopvang) voor advies.
  • Bel de dierenambulance als je het dier niet zelf kunt pakken of naar een opvang kunt brengen.
  • We adviseren alleen (jonge) egels naar de opvang te brengen als je zeker weet dat de ouder dood is, als de jongen gewond zijn of in gevaar.
  • Breng de jonge egels zo snel mogelijk naar de opvang. Hoe langer je wacht, des te minder kans is dat ze het overleven.
  • Houdt de jonge egel warm en in een rustige, donkere plaats totdat je het (in een kartonnen doos) kunt brengen.
  • Geef de egel geen water of voedsel en al helemaal geen melk.
  • Probeer nooit zelf het jong groot te brengen! De kans op mislukken is groot en bovendien is het verboden om wilde dieren zelf op te vangen.
Wat te doen als je een jonge vogel vindt?

Wat te doen als je een jonge vogel vindt?

Wat te doen als je een jonge vogel ziet?

Een vogel heeft hulp nodig als deze:

  • gewond is;
  • aangevallen is door een ander dier;
  • aangereden is;
  • tegen een raam is gevlogen en blijft liggen;
  • blijft liggen en niet wegloopt/wegvliegt als je in de buurt komt;
  • bijna verdronken is;
  • onder de vliegeneitjes en maden zit;
  • erg mager is.

Wat te doen als een dier hulp nodig heeft:

  • Bel de dichtstbijzijnde wildopvang of vogelopvang voor advies (zie kaart).
  • Bel de dierenambulance als je het dier niet zelf kunt pakken om naar een opvang te brengen.
  • We adviseren alleen jonge vogels naar de opvang te brengen als je zeker weet dat de ouder dood is, als de jongen gewond zijn of in gevaar.
  • Breng de jonge vogels zo snel mogelijk naar de opvang. Hoe langer je wacht, des te minder kans is dat ze het overleven.
  • Houdt de jonge vogel warm en in een rustige, donkere plaats totdat je het (in een kartonnen doos) kunt brengen.
  • Laat de jonge vogel zoveel mogelijk met rust en kijk niet steeds onder de doek hoe het met hem gaat. Stress is dodelijk!
  • Geef de jonge vogel geen water of voedsel.
  • Zet jonge donzige eendjes niet in een bak met water. Ze zijn nog niet waterdicht en zullen snel afkoelen.
  • Probeer nooit zelf het jong groot te brengen! De kans op mislukken is groot en bovendien is het verboden om wilde vogels in bezit te hebben. Lees hier meer over het zelf grootbrengen van wilde dieren. 

Vogelgriep in Nederland

Vogelgriep in Nederland

Vogelgriep in Nederland

Al jaren heeft Nederland te maken met vogelgriep. Vaak was er hier en daar een kleine uitbraak in het land maar viel het verder mee.  Sinds 2020 is de vogelgriep echter losgebarsten en verdwijnt deze ook niet meer. Er zijn miljoenen slachtoffers gevallen onder o.a. de wilde vogels. In dit artikel meer over wat de vogelgriep is, hoe deze overgedragen wordt, wat de consequenties zijn voor de natuur én of de vogelgriep gevaarlijk kan zijn voor mensen.

Wat is vogelgriep?

Vogelgriep, ook wel aviaire influenza of vogelpest,  is een zeer besmettelijke ziekte, veroorzaakt door een griepvirus. Er zijn meerdere varianten vogelgriepvirussen die ook weer regelmatig muteren (veranderen). De meest voorkomende variant in Nederland is op dit moment de H5N1 variant die hoogpathogeen is. Dat wil zeggen dat de ziekte zeer ernstig tot dodelijk is (voor vogels). 

De ziekte wordt overgedragen door trekvogels zoals ganzen, kuifeenden en smienten. Zij trekken elk najaar uit Siberië naar Nederland (en verder naar Engeland) en nemen deze ziekte met zich mee. Normaal gesproken verdwijnt de ziekte dan weer als zij doortrekken, maar sinds 2020/2021 is de ziekte endemisch, dat wil zeggen dat de ziekte niet meer verdwijnt. Net zoals een ‘gewone’ griep bij mensen, die blijft ook en laait een aantal keer per jaar op en verandert jaarlijks net even wat ten opzichte van het jaar daarvoor.

Vogelgriep is dodelijk, er is geen medicijn op de markt. Daarnaast zal het ook lastig (onmogelijk) worden om alle wilde vogels preventief in te enten. Dieren die besmet raken vertonen vooral typische neurologische kenmerken: schudden met de kop, omvallen, evenwichtsproblemen. Ook kunnen de ogen een blauwe glans laten zien, kan er vocht uit de ogen komen, zijn de dieren vaak loom en aan de diarree. Soms zijn de klachten amper te zien en valt een dier ineens dood neer. Een dier kan al binnen enkele uren na besmetting ziekteverschijnselen vertonen, soms pas na drie dagen. In die periode zijn ze dan wel besemettelijk voor andere dieren.

Welke dieren kunnen besmet raken?

Vooral watervogels zijn gevoelig voor de vogelgriep. Dit komt doordat de wilde vogels met zijn allen in en rond het water leven waar het virus zich in kan bevinden. Het virus wordt met name verspreid door uitwerpselen van deze vogels. Vooral ganzen, zwanen, eenden en meeuwen zijn bekend om hun gevoeligheid voor het virus.

Dit jaar zijn er ook grote aantallen waad- en strandvogels slachtoffer geworden. Vooral tijdens het broedseizoen zitten al die vogels in grote kolonies bij elkaar en besmetten zo elkaar én dus ook de net geboren jongen. Zo zijn er dit jaar al hele kolonies sterns in Texel en Zeeland bijna volledig uitgeroeid door de vogelgriep.

vogelgriep sterns

Een stern op het nest. Vooral in het broedseizoen vallen er veel vogelgriep slachtoffers als de vogels in grote kolonies bij elkaar is.

Naast de wilde vogels lopen ook pluimveebedrijven een riscio. Daar zitten veel kippen en eenden met zijn allen bij elkaar in, vaak, te kleine ruimtes. Een uitbraak daar wordt vaak veroorzaakt door poep van een wilde vogel die, meestal onder de schoenen, mee naar binnen komt. Bij een uitbraak in een pluimveebedrijf worden alle dieren geruimd en geldt er een vervoers- en bezoekverbod voor het betreffende bedrijf én alle bedrijven binnen een straal van 5-10 kilometer.

Dieren die zieke of dode vogels eten, lopen ook een riscico besmet te raken met vogelgriep. Zo zijn er veel besmettingen onder roofvogels maar is de ziekte ook al ontdekt bij vossen en marterachtigen zoals de bunzing.

Gevolgen voor de natuur

Wat de gevolgen op korte en lange termijn zijn voor de natuur is nog niet te voorspellen. Er zijn hele kolonies vogels uitgedund in een periode dat de vogelgriep eigenlijk niet in ons land ‘hoort’ te zijn. Met het voor- en najaar trekken de vogels weer over en nemen de ziekte met zich mee. Er worden steeds meer andere dieren ziek, het virus is nu ook bij ooievaars geconstateerd. Meer zoogdieren worden ziek.

Het is de hoop dat de vogels die het virus nu overleven dusdanig immuun zijn dat zij ook die immuniteit door kunnen geven aan hun jongen en er een geslacht ontstaat wat niet besmet of ziek raakt. Hoe lang het duurt voordat de kolonies weer in aantal zijn toegenomen als voor de vogelgriep, is niet duidelijk. Dat kan tientallen jaren duren.

Gevaar voor de mens

De huidige variant is niet erg besmettelijk voor mensen. Het zijn vooral professionals die met (wilde) vogels werken die mogelijk besmet kunnen raken. Daarom werken dierenambulances en wildopvangen altijd met extra hygiënemaatregelen zoals handschoenen, mondkapjes, oogbeschermers, kledingbescherming, etc. als zij met een mogelijk ziek dier werken.

Mocht er nu iemand besmet raken dan is de kans dat die persoon milde griepklachten krijgt groot. Te vergelijken met een gewone griep of (de milde variant van) Corona. De kans om te overlijden aan vogelgriep is zeer klein. Belangrijk is echter wel om een besmetting te voorkomen: het virus kan namelijk in de mens muteren en dan wél besmettelijk, ziekmakend of zelfs dodelijk worden voor mensen.

Wat kun je zelf doen?

  • Op dezelfde plek 1 of 2 dode wilde eenden, zwanen of ganzen gevonden? Of minder dan 20 andere wilde vogels? Meld dit bij het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC).
  • Op dezelfde plek 3 of meer dode eenden, zwanen of ganzen gevonden? Meld dit bij het Landelijk meldpunt voor dierziekten via telefoonnummer (045) 54 63 188.
  • Op dezelfde plek 1 of 2 dode wilde eenden, zwanen of ganzen gevonden? Of minder dan 20 andere wilde vogels op 1 plek? Meld dit dan bij het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) via het online meldingsformulier Meld een dood dier.

Pak een dode vogel niet zelf op, laat het liggen. Hou ook loslopende honden uit de buurt van dode vogels, ook zij kunnen mogelijk besmet raken met het virus.

Zie je een zieke vogel met ‘rare’ verschijnselen: bel dan de dierenambulance en pak het dier niet zelf op. Breng het dier niet naar een wildopvang of vogelopvang, het dier moet direct ingeslapen worden door een dierenarts om verdere besmetting te voorkomen. De dierenambulance weet hoe zij moeten handelen met  mogelijk besmette dieren.

Jonge wolven geboren in Nederland

Jonge wolven geboren in Nederland

Voor het eerst wolvenjongen gezien buiten Veluwe

Op de Veluwe zijn al eerder wolvenjongen gespot maar nu zijn ook buiten de Veluwe welpen gezien. Via een wildcamera zijn drie jongen gezien in de regio Zuidoost-Friesland en Zuidwest-Drenthe.

Moeder komt waarschijnlijk uit een roedel uit Duitsland en is, samen met de mogelijke vader, eerder in dit gebied gezien.

Het Wolvenmeldpunt roept mensen in het gebied op om de welpen en hun ouders met rust te laten. Zo is het mogelijk dat de wolfjes of ouders bij verstoring in paniek wegrennen en dan op een weg terecht komen en aangereden worden. Dat is ook een van de redenen dat het Wolvenmeldpunt en Bij12, een organisatie die provincies ondersteunt bij de uitvoering van natuurbeleid, niet de exacte locatie van de wolvenfamilie wil delen.

Heb je zelf een wolf gezien? Meld het dan bij Waarneming Wolf

Een zeebever in Delft

Een zeebever in Delft

Het was de week van de bijzondere dieren en bijzondere verhalen: zo’n week dat je elke dag wel iets bijzonders meemaakt. Die ochtend zaten we te grappen over wat we die dag konden verwachten. Een schildpad en een bever waren twee van die opties. In de ochtend werden we gebeld door een dierenambulance die een heel stel schildpadden bij zich had. Ze konden gelukkig direct door naar de schilpaddenopvang. We stuurden wel een appje uit naar het team van die middag ‘is de bever er al?’. Als grapje natuurlijk.

Een half uur na sluitingstijd werd er op onze nachttelefoon gebeld door de Eerste Hulp Bij Zeezoogdieren (EHBZ): er was in de zee bij Katwijk een bever gevonden, of ze die naar ons konden brengen. Hij was gewond. We zijn direct naar de opvang gereden, hebben onze dierenarts gebeld die snel haar dessert in het restaurant naar binnen werkte zodat ze ook snel naar ons kon komen. De mannen van de EHBZ hadden een grote rieten mand bij zich waar de bever in zat. Vanuit die mand is de bever nagekeken en, zo goed als het kon, aan zijn opengehaalde staart behandeld. Daarna kon hij zich terugtrekken in zijn hok met warmtelamp waar hij zich kon ontdoen van al dat zoute water en vol kon eten.

De dagen erna werden we veel door de pers gebeld over deze ‘zeebever’. Veel journalisten waren er ook van overtuigd dat het een apart soort bever is die alleen in de zee voorkomt. Zo werd onze bever een beroemdheid. Overigens hebben we het vermoeden dat de bever een verkeerde afslag heeft genomen en per ongeluk in de zee is beland. Schijnt vaker voor te komen. Na een weekje in de opvang  mocht de bever weer terug naar een veilige plek zónder zeewater!

Willeke van den Heuvel
Wildopvang Zuid-Holland